Met een exclusief gezelschap van 12 vrienden van ons Stadsmuseum – door familie omstandigheden en ziekte moeten enkele vrienden helaas afhaken – vertrokken we op zaterdag 18 mei per bus naar het rijksmuseum van Enschede. Tijdens de lange reis was er alle tijd voor interessante gesprekken.
In Enschede aangekomen werden we na de onvermijdelijke Hollandse koffiepauze deskundig rondgeleid langs een bijzondere expositie Het internationale landschap.
Een indrukwekkende collectie van werken van schilders uit voornamelijk de tweede helft van de 19e eeuw, uit een tiental landen, die min of meer gezamenlijk optrokken, zoals de school van Barbizon in het bos van Fontainebleau, maar ook Nederlandse kunstenaars die in Oosterbeek gezamenlijk schilderden in de buitenlucht, mede dankzij de uitvinding van de verftube. Maar er is nog een tweede kenmerk: alle schilders kunnen gerekend worden tot de laat romantiek en hun naturalistisch en realistisch werk is, met uitzondering van de Japanse en Chinese schilders, opvallend gelijksoortig qua opzet, kleurgebruik en compositie. Er is duidelijk sprake van een internationale stijl. Bovendien, en dat is een derde kenmerk, verzetten deze kunstenaars zich met hun frisse kijk op de herontdekte natuur af tegen de in die tijd overheersende strakke academische opvattingen in de schilderkunst.
De grote tentoonstelling met 70 doeken is ingedeeld in een aantal overzichtelijke thema’s: 1. Bergen, 2. Bos, 3. Weide, rivieren, vergezichten, 4.Winter en 5. Zee.
De expositie is zeer verrassend omdat je kennis maakt met een aantal schildersgroepen die wij in Nederland minder goed kennen, zoals de schilders van de Hudson valley uit de Verenigde Staten van Amerika, de Russische Zwervers, en schilders uit Denemarken en Finland. Het is in dit opzicht een zeer verrassende ontdekkingstocht waarin de schoonheid van de natuur wordt bezongen.
De sobere Chinese en vooral Japanse gekleurde houtsnedes zijn geheel anders van karakter en detoneren, ondanks de ingetogen schoonheid van hun krachtige lijnenspel zoals in het werk van de befaamde Hokusai, enigszins naast al die westerse romantische uitbundigheid. Ze behoren tot een volslagen andere kunststroming. Maar anderen zullen die grote tegenstelling wellicht juist boeiend vinden.
Van de Nederlandse schilders vielen mij, naast Mauve en Willem Maris, vooral Marie Bilders-van Bosse op met een prachtig doek Eikenlaan in de nazomer (1880-1900) en van haar man, eveneens lid van de Oosterbeek groep met zijn Bosvijver met zonsondergang.
Van de Amerikanen vond ik vooral Thomas Hill indrukwekkend. De Finse schilderkunst is buitengewoon goed vertegenwoordigd met Akseli Gallen-Kallela en Pekka Halonen. De Zonsondergang bij Visuvesi van Gallen-Kallela is één van de topstukken en is al bijna impressionistisch van karakter. De Russen, uitgeleend door musea uit de Baltische staten, zijn ook goed vertegenwoordigd, met een enkele uitblinker Ivan Sjiskin.
De schilderijen van de school van Barbizon daarentegen vielen mij wat tegen. Ik ken beter werk van Daubigny en vooral van de grote Corot.
De rondleiding gaf ook een boeiend inkijkje in het ruige leven van de eerste echte buitenschilders met foto’s van hun primitieve behuizing en reizen in de ontoegankelijke bergen.
De Fransen hebben zo’n mooie uitdrukking voor degenen afwezig waren: Les absents ont tort. De “afwezige vrienden hadden ongelijk”: ze hebben veel gemist.
Wij daarentegen hebben genoten van het aangename gezelschap van onze vrienden en de boeiende expositie in het schitterende rijksmuseum van Enschede.
Frans Lander, uw secretaris