Onder deze titel organiseert het Stadsmuseum Woerden van 2 juli 2016 tot 15 januari 2017 een expositie van werk van twee beroemde Woerdense schilders: Leo Gestel en Cornelis Vreedenburgh.
De twee van oorsprong Woerdense kunstenaars waren even oud, waren zonen van Woerdense huisschilders, zaten bij elkaar in de klas, konden al jong heel fraai tekenen en schilderen en waren hun leven lang met elkaar bevriend. Maar daarmee houdt de vergelijking ook op: want beide schilders ontwikkelden zich in zeer verschillende richtingen.
Vreedenbrugh
Cornelis Vreedenburgh werd één van de laatste loten aan rijke stam van de Haagse school; hij schilderde in de heel traditionele impressionistische stijl.
Leo Gestel ontwikkelde zich daarentegen tot één van de voorlopers van de moderne Nederlandse schilderkunst, tezamen met onder meer Jan Sluyters, Pieter Mondriaan, Theo van Doesburg en Kees van Dongen. Dat is goed te zien in deze expositie: het jeugdwerk van beide vrienden toont nog veel gelijkenis.Maar na het jeugdwerk komen gaandeweg de grote verschillen te voorschijn. Vreedenburgh perfectioneert zijn stijl tot wat tot de hoogtepunten van de nabloei van de Haagse school mag worden gerekend. Naast landschappen schildert hij later ook stads- en havengezichten vooral van Amsterdam. Hier en daar zijn duidelijk de inspiratiebronnen van Vreedenburgh te herkennen, in het bijzonder van zijn leermeester Willem Tholen. In zijn wolken partijen doet hij vaak denken aan Weissenbruch. Soms schildert hij intiemere taferelen, zoals het Interieur van een huis in Laren, dat qua sfeer herinnert aan de grote Franse schilder Pierre Bonnard.
Zijn grote doeken worden gekenmerkt door licht en water. Ze zijn zeer sfeerrijk en meesterlijk van compositie en kleur. Vooral het doek Picknick aan de Loosdrechtse plassen heeft indruk op me gemaakt door zijn levendige compositie, kleuren en licht. Dat Vreedenburgh met zijn nogal klassiek uitgevallen werk veel succes had, onder meer bij het Koninklijk huis, mag niet verbazen. Zijn doeken zijn zeer fraai en de daarin gehanteerde beeldtaal, is voor iedereen herkenbaar. Een heel begaafde schilder, daaraan kan niet worden getwijfeld, maar Vreedenburgh is geen vernieuwer.
Gestel
De lange en moeizame weg die Leo Gestel aflegt, die ondanks de bescheiden omvang expositie, zij het met enige moeite, kan worden gevolgd, is volslagen anders. Gestel is een vernieuwer en laat zich beïnvloeden door allerlei stijlen waarmee hij in zijn leven en vooral gedurende zijn reizen onder meer naar Parijs wordt geconfronteerd. Zozeer zelfs dat je je af en toe afvraagt in welke mate we hier te maken hebben met een epigoon.
Impressionisme, pointillisme, luminisme, divisionisme, expressionisme en kubisme, al deze stijlen heeft hij op enig moment omarmd. Daarmee worden ook de invloeden die hij heeft ondergaan duidelijk zichtbaar. Het intieme doek Vrouw zittend in bad deed me door de confronterende stijl en de brutale afsnijding denken aan Edgar Degas, in Schoven laden zie je de (expressionistische) invloed van Van Gogh, in de Spaanse Gitane herken je enigszins de stijl van Kees Van Dongen, in Mallorca (de Boomgaard) is het kubisme van Sonia Delaunay niet ver weg en in de Drie Spakenburgse Vrouwen ontdek je de ruige krachtige stijl van de Vlaamse expressionisten uit Sint-Martens-Latem, zoals die van Van de Berghe en Permeke. De houtskooltekening Boerderij met hooiberg in de sneeuw draagt duidelijk de sporen van de Bergense school, waartoe Gestel ook wel eens wordt gerekend. Gestel weet elke stroming echter volledig te absorberen en er een heel eigen gebruik van te maken en verrijkt daarmee onze schilderkunst. Dat maakt zijn zoektocht zo boeiend. Wat je op deze tentoonstelling helaas mist zijn Gestel’s weergaloze vrouwenportretten. Er is wel het interessante koele doek Dame met grote hoed in prieel, waarin Gestel het kubisme op z’n geheel eigen wijze hanteert. Het is een feest van kleuren en lijnen.
Schuin tegenover het museum op de hoek van de Havenstraat is – als één van de vele afdrukken van werk van Gestel – één van die prachtige vrouwenportretten Dame met sigaret op groot doek afgebeeld. Zo’n Gestel-icoon missen we helaas op de tentoonstelling.
Maar terug naar onze expositie; wat vooral opvalt is het schilderij Liggend naakt: een werkelijk uitzonderlijk doek, waarin het blanke vrouwenlichaam diagonaal opbloeit tegen een blauwe achtergrond. Wat een prachtig effect met zo weinig middelen. Dit doek is op zich al een bezoek aan de tentoonstelling waard. Er zijn ook andere pareltjes te bewonderen zoals Postano met boten, een tekening in zwart krijt, gekenmerkt door een sterke compositie en een fraai ritme.
Toch moet me van het hart dat in vergelijking met de recente weergaloze overzichtsexpositie van Gestel in het Singer museum in Laren, deze tentoonstelling in het Stadsmuseum me enigszins teleurstelt. Waarom heeft het Stadsmuseum in dit bijzondere Gesteljaar niet gekozen voor een expositie met uitsluitend werk van Gestel, zodat de bezoekers een vollediger beeld kunnen krijgen van zijn werk, zonder de mijn inziens overbodige combinatie met werk van Vreedenburgh.
In tegenstelling met de tentoonstelling in Laren zijn in Woerden tot mijn grote vreugde ook werk uit de laatste periode van Gestel opgenomen, zoals de Drie paarden uit 1927. Hier is ontegenzeggelijk sprake een geheel eigen, zeer sobere, krachtige en tevens enigszins kinderlijke stijl van Gestel. Door de brand in zijn atelier in 1929 is helaas weinig werk van Gestel uit de laatste periode bewaard gebleven. Wat heel geslaagd genoemd mag worden, zijn de twee vitrines met persoonlijke brieven en foto’s van beide kunstenaars. Die verlenen de expositie een sympathieke intimiteit, zo passend bij ons Stadsmuseum.
Enfin een interessante tentoonstelling die vooral naar meer doet verlangen.
Woerden, 10 Augustus 2016
Frans Lander