Momenteel zijn in ons Stadsmuseum schatten uit verzamelingen van stadsgenoten te bewonderen.
Netty de Groot en Richard Rietbergen hebben als gastconservatoren een prachtige expositie samengesteld. Kunst ontdekken van particulieren in ons Stadsmuseum, kunst van topkunstenaars, een unieke kans!
Waarom verzamelen mensen overigens kunst?
Verzamelen is van alle tijden. Sinds de oertijden verzamelden onze verre voorouders al allerlei schatten, voorwerpen zoals schelpen en botten, deels als gebruiksvoorwerpen, deels als versiering van kleding. Maar heel vaak hielden deze verzamelingen verband met het leven na de dood. Vooral in Egypte werden uitgebreide verzamelingen van vaak zeer luxe artikelen gevonden in indrukwekkende graftombes, meegegeven aan de farao voor zijn leven in het hiernamaals.
In het klassieke Griekenland werden kostbare objecten als ex voto’s verzameld in tempels; vanaf de vierde eeuw voor Christus konden deze schatkamers worden bezocht door pelgrims en later ook door toeristen. De Romeinen waren verwoede verzamelaars, vooral van beelden, veelal (kopieën) van Griekse beelden, zowel als van kostbare voorwerpen, zoals cameeën, al dan niet buit gemaakt tijdens de vele veldtochten Deze werden tentoongesteld in tempels, badplaatsen of overdekte zuilengangen, waar zich een groot deel van het openbare leven in het oude Rome afspeelde. Men kan dan echter nog niet van musea spreken.
In de Middeleeuwen lag het accent vooral op religieuze voorwerpen, die in kerken en kathedralen werden bewaard. Zulke schatkamers kunnen nog heden ten dage worden bezocht, zoals in de dom van Aken.
Pas in de Renaissance, vanaf de vijftiende en het begin van de 16e eeuw, is er sprake van echte kunstverzamelingen. Gabriel Vendramin (1484-1552), een Venetiaanse zeepfabrikant en goede vriend van de schilder Titiaan, was één van de eerste kunstverzamelaars evenals Lorenzo de ‘ Medici in Florence. In Neurenberg kocht de kunstverzamelaar Willibald Imhoff (1519-1580) al het werk van Dürer dat hij kon bemachtigen, met ook werk van anderen. Het zijn echter vooral de Italiaanse Renaissance vorsten die de notie van een museum creëerden door systematische kunstverzamelingen, welke konden werden bezichtigd door hun gasten.
Het woord museum stamt af van het Griekse museion, een term die verwees naar een tempel of een plek gewijd aan de Muzen, godinnen van de kunst, maar die ook werd gebruikt voor een soort heiligdom of voor een ontmoetingsplaats van geleerden voor intellectueel onderzoek. In die laatste categorie was die van Alexandrië de bekendste, gesticht rond 280 v.Chr. waar geleerden konden beschikken over een befaamde bibliotheek, een sterrenwacht, botanische en zoölogische tuinen en een anatomie laboratorium. Eerst in de 15e eeuw krijgt het woord museum zijn huidige betekenis, als plaats waar kunst stelselmatig wordt verzameld en tentoongesteld.
De pausen in Rome, met name Sixtus IV, beginnen met de collecties van de musea van het Capitool in 1471, andere prinsen volgen spoedig, de Medici, de Borghese en de Farneses. Erasmus schrijft in één van zijn geschriften uit 1528 over de dan reeds beroemde musea van Rome. Befaamd was het Kabinet van Amerbach in Bazel (1671), het eerste museum dat werd opengesteld voor het publiek gevolgd door het Ashmolean museum in Oxford.
De geweldige toename van kennis, gevolg van de verering van beroemde personen en de vele ontdekkingen in de zestiende eeuw, stimuleerde het ontstaan van allerlei musea, van kunst tot wetenschap en natuurhistorie. In Duistland ontstonden de Wunderkammer, verzameling van curiositeiten uit de natuur en de Kunstkammer verzameling van kunst.
Het oudste museum in Nederland is het Teylermuseum in Haarlem, een merkwaardige combinatie van beide laatste: dit museum uit 1778, gewijd aam kunst en wetenschap, is het enige authentieke museum uit de 18e eeuw ter wereld,.
Veel musea hebben hun ontstaan te danken aan de vorstelijke verzamelingen uit de 16e, 17e en 18e eeuw. Vanuit die collecties, van de pausen in Rome, de Medici in Florence, de Romanoffs in Sint Petersburg, de Hohenzollern in Berlijn en de Valois en Bourbons in Parijs, ontstonden de huidige grote overbekende musea in genoemde steden. Zo bestaat de kern van het Louvre uit de verzameling van Frans I (onder andere werk van Leonardo da Vinci, die met de koning naar Frankrijk kwam) en van die van de hertogen van Mantua, die via kardinaal Mazarin (hij kocht de kunst voor een prikje van het failliete bankiershuis van de Fuggers), in handen van Lodewijk de XIV kwam.
Inmiddels bezit iedere stad van enige betekenis zijn eigen museum, al dan niet op basis van collecties van beroemde schilders uit die stad, zoals Frans Hals in Haarlem, Arie Scheffer in Dordrecht en Jopie Huisman in Workum.
Nederland heeft overigens de grootste museumdichtheid ter wereld: wij hebben de meeste musea per 1000 inwoners: we verzamelen dan ook van alles, van klompen tot draaiorgels, van fietsen tot baggermachines.
Intussen zijn er nog steeds rijke individuele verzamelaars, zoals in de Renaissance. Soms gaat het om liefhebbers maar vaker ook om slimme beleggers, want kunst is immers veel waard en wordt steeds meer waard. Onlangs werd een naakt van Modigliani verkocht aan een Chinese miljardair voor 150 miljoen Euro, daarmee één van de duurste schilderijen ooit verkocht. Bovenaan prijkt een schilderij van Gauguin uit zijn Haïti periode (ook in Chinese handen voor ruim 300 miljoen Euro), gevolgd door De kaartspelers van Cézanne voor 274 miljoen Euro en Vrouwen van Algiers van Picasso (179 miljoen Euro). Ook Nederland kende en kent zijn verzamelaars, zoals Hélène Kröller-Müller, Van Beuningen, Van Abbe. Verscheidene musea dragen daarom ook hun naam.
Ook in Woerden wonen verzamelaars van kunst; een klein deel van hun verzamelingen is thans te bewonderen in het Stadsmuseum. Een niet te missen expositie, op initiatief van de Vrienden van het Stadsmuseum en mogelijk geworden dank zij de financiële steun van het VSB Fonds Woerden, het Cultuur Platform Woerden, het Stadsmuseum en de Vrienden van het Stadsmuseum. Gaat dat zien!
Frans Lander